Dengue (of knokkelkoorts) is een infectieziekte die wordt veroorzaakt door een virus. Het virus komt voor in (sub)tropische gebieden en wordt overgedragen door muggen. Dengue komt regelmatig voor bij mensen die landen hebben bezocht waar de ziekte voorkomt. De naam knokkelkoorts vindt zijn oorsprong in de voor de ziekte kenmerkende gewrichts- en botpijnen. Dengue komt steeds vaker voor in stedelijke gebieden in Midden-Amerika, delen van Zuid-Amerika, India, Zuid-Oost Azië en delen van Afrika.
De incubatietijd van dengue is 3 -14 dagen (gemiddeld 4-7 dagen). Er zijn 4 serotypes van het virus beschreven. Na het doormaken van dengue is men levenslang beschermd tegen het virustype dat de infectie veroorzaakt heeft, waardoor je dus wel meerdere malen dengue kunt krijgen.
Een groot deel van de patiënten vertoont geen symptomen (40-80%). Niet-ernstige denguevirusinfecties worden gekenmerkt door de volgende symptomen:
- Plotseling optredende koorts (tot 41 °C) met koude rillingen;
- Hoofdpijn, met name achter de ogen;
- Spier- en gewrichtspijn;
- Algehele malaise;
- Misselijkheid;
- Braken;
- Hoesten;
- Keelpijn
Meestal gaat dengue vanzelf over. De behandeling bestaat dan ook hoofdzakelijk uit het bestrijden van de symptomen die dengue veroorzaakt.
Wat kun je als reiziger het beste doen om dengue te voorkomen?
In Nederland is een vaccin beschikbaar: Qdenga®. Het is een levend-verzwakt vaccin. Het vaccin wekt antistoffen op tegen alle vier de serotypes van het denguevirus. In het eerste jaar na toediening van een volledige serie beschermt het vaccin ongeveer 80% tegen symptomatische infectie en 95% tegen ziekenhuisopname (Biswal 2009). Gegevens over bescherming tegen serotype 3 en 4 zijn beperkt. Het vaccin beschermt het beste tegen DENV-2. Het is nog onbekend of revaccinatie nodig is. Dengue-vaccinatie wordt geadviseerd voor reizigers naar landen waar dengue hoogendemisch is (met name in Azië en Latijns-Amerika). Zie voor verdere informatie het LCR-protocol Dengue en WHO-webpagina over denguevaccins.
Verdere preventieve maatregelen zijn:
- Het voorkomen van beten door het vermijden van broed- en rustplaatsen van muggen (stilstaand water)
- Het dragen van beschermende kleding
- Het gebruik van een klamboe (muskietennet), het liefst ook geïmpregneerd
- Het gebruik van insecticide tegen insecten zoals deet
- Het gebruik van airconditioning om de temperatuur binnenshuis te verlagen, waardoor het minder aantrekkelijk wordt als rustplaats voor muggen.